Ze rende voorbij met een uitstraling van heb ik jou daar. Ik raak wel vaker afgeleid door vrouwelijk passerend schoon, maar zelden voor zo’n lange tijd. Ze leek vastberaden, alsof ze onderweg was naar iets belangrijks. Terwijl ze mij passeerde en ik haar van top tot teen analyseerde, was ik nóg meer onder de indruk van haar billen dan van haar felblauwe ogen. Haar nagenoeg perfecte kont vulde naadloos haar hardloop broek van Adidas. Als kleren de man maken, dan maken strakke broeken de billen van de vrouw. Ik wilde haar aanspreken, maar contact leggen met iemand die aan het hardlopen is, is behalve lastig en vermoeiend, ook vrij ongemakkelijk. Ik hoopte dat ze nog een rondje zou lopen en niet via een van de vele uitgangen het Vondelpark zou verlaten. Die dag zou ik haar niet meer zien.
Ik besloot om te gaan joggen. Het was een idee waar ik al maanden mee rondliep, maar dat nu eindelijk op het punt stond om uitgevoerd te worden, in de hoop dat ik Sophie weer tegen het lijf zou lopen. Ik weet niet of ze daadwerkelijk zo heet, maar aangezien Sophie de meest voorkomende vrouwennaam in Nederland is, leek mij dit statistisch gezien de beste optie, totdat het tegendeel bewezen zou worden. Zeven dagen gingen voorbij, zonder een weerzien met Sophie. Op de zondag die volgde, stopte ik bij de drinkfontein aan de oostkant van het Vondelpark. Mijn hart dat al tekeer ging van het joggen, verdubbelde voor mijn gevoel qua tempo toen ik haar de hoek om zag komen. Ik had de hoop haar weer te zien al een paar dagen geleden opgegeven, maar daar was ze in al haar pracht en praal. Ze naderde de drinkfontein en wachtte geduldig op haar beurt.
‘‘Fijn he, water?’’ zei ik bloednerveus tegen haar, beseffend dat dit mijn domste openingszin ooit is.
‘‘Ja, heel fijn. Dan hoef je niet onhandig met een bidon in je hand te rennen.’’
‘‘Inderdaad. Ren je al lang, Sophie?’’ vroeg ik.
‘‘Sophie? Hoe kom je erbij dat ik Sophie heet?’’ antwoordde ze.
Ik kon wel door de grond zakken. Even dacht ik dat ze doorhad dat ik al een week lang aan niets anders kon denken dan aan haar. Dat ze wist dat ik sinds die ene middag dat ik haar zag, elke dag heb gejogd in de hoop haar weer tegen te komen.
‘‘Dat is de meest voorkomende vrouwennaam in Nederland’’ zei ik.
‘‘Leuk geprobeerd, maar ik heet Sandra. En hoe heet jij?’’
‘‘Sandra, leuke naam’’ loog ik. ‘‘Ik heet Jamie. Als in ‘Jamie Oliver’, maar dan zonder ‘Oliver’ en zonder passie voor koken.’’
Ze moest lachen.
‘‘Sandra, je hebt de mooiste ogen die ik ooit in het Vondelpark heb gezien.’’
‘Alleen in het Vondelpark?’
‘‘Ik kom niet in andere parken’’ zei ik.
Ze lachte wederom.
‘‘Ik ga weer verder met m’n rondje. Het was leuk je ontmoet te hebben’’ zei ze vriendelijk.
‘‘Lijkt het je leuk om een keer samen te rennen?’’ vroeg ik.
‘‘Ik ren liever alleen, met muziek op. Dan ben ik meer gefocust.’’
‘‘Dat begrijp ik. Koffie anders?’’
‘‘Ik ben geen koffiedrinker’’ antwoordde ze.
‘‘Kom op Sandra, je snapt m’n punt. Koffie, thee, rennen, zitten, voor mijn part liggen. Ik wil je gewoon weer zien. Lijkt je dat wat?’’
We gingen op date, er was een klik. We spraken weer af en de vonken vlogen er vanaf. Na twee maanden gingen we samen naar Bali en nog geen jaar later zijn we samen het huwelijksbootje ingestapt. We leefden nog lang en gelukkig. Grapje, ze wilde niet afspreken en noemde me ‘opdringerig’. Ik heb haar tot op de dag van vandaag niet meer gezien. Kutwijf.