Dagen lang domineerde ze dag en nacht m’n gedachten, voordat ik haar na acht dagen eindelijk weer zag. We dwaalden samen door de straten van Haarlem, zonder doel, maar met elkaar. Het was koud en grauw en de wind waaide harder dan dat ik gewend was van de maand april.

‘‘Nu tijdelijk in de lente: de herfst’’ grapte ze, toen een windvlaag haar rode muts bijna van haar hoofd blies. Normaal gesproken heb ik weinig met Carhartt-mutsen, maar zij kon het hebben, zoals ze waarschijnlijk alles kan hebben wat kleding betreft. Ze zeggen dat jongens van blondines houden en mannen van brunettes. Blijkbaar ben ik na 35 jaar nog steeds niet volwassen en ik betwijfel of ik dat ooit echt zal worden.

‘‘Wat is je favoriete woord?’’ vroeg Micki, nadat we ongeveer een halve minuut voor een rood stoplicht hadden gewacht.

‘‘Geen idee, nooit over nagedacht.’’ antwoordde ik.

Haar favoriete woord was ‘desalniettemin’. ‘‘Niet vanwege de betekenis, maar vanwege de samensmelting van diverse woorden. Vijf woorden die samen één vormen, hoe mooi is dat?’ voegde ze eraan toe. ‘‘Blauw vind ik ook een mooi woord, qua klank. Qua kleur vind ik groen mooier. Maar met het woord groen heb ik dan weer vrij weinig. Grappig he?’’

‘‘Ja, hilarisch’’ reageerde ik sarcastisch. Ze lachte en gaf me een stomp op m’n schouder. Niet veel later begon het te regenen. We schuilden en dronken koffie in een café waar afgezaagde motivatiespreuken de muren sierden en waar warme drankjes werden geserveerd met kleine chocoladebrownies. De serveerster was knap. Op de juiste plekken slank, op de juiste plekken vol, met een open uitstraling en een mooie mond die af en toe een prachtige lach deed verschijnen als klanten flauwe grappen vertelden die ze waarschijnlijk elke werkdag te horen kreeg. Er waren dagen dat vrijwel elke slok koffie gepaard zou gaan met een subtiele observatie van de serveerster in kwestie, maar met de nog mooiere Micki aan mijn zijde vond ik gluren naar andere meiden maar zonde van m’n tijd. Ik at mijn brownie op en mocht ook die van haar hebben.

‘‘Vozen’’ zei ik even later met m’n mond halfvol.

‘‘Vozen?’’ vroeg ze verbaasd.

‘‘Vozen vind ik een mooi woord. Maar puur vanwege de betekenis.’’ Ze lachte hoofdschuddend.

Twee zwarte koffies en een muntthee met honing later, was het gestopt met regenen. De harde wind had plaatsgemaakt voor een zomers briesje en door de grijze wolken heen begon langzaam maar zeker de zon te schijnen. Erg denderend was het niet, maar genoeg om ons te doen besluiten de middag af te sluiten op mijn dakterras. Nadat we een fles rode wijn van de Albert Heijn binnen een uur hadden leeggedronken, klommen we via het terras met veel moeite het dak op. We liepen over de daken van m’n buren, tot we halverwege de straat ter hoogte van de Sint-Bavokerk, besloten om liggend naar de ondergaande zon te kijken.

‘‘Vozen?’’ vroeg ik niet veel later.

‘‘Hier op het dak? Nou, nee.’’ antwoordde ze.

‘‘Nee vind ik een lelijk woord. Veel lelijker dan groen.’’

Ze lachte en gaf me een lange en intense zoen op m’n mond, gevolgd door een kus van mij in haar nek, gevolgd door een tweede ‘nee’ van haar kant die geleidelijk aan in een ‘ja’ veranderde. Micki, mijn nieuwe favoriete woord.

Volgende
Volgende