Daar sta ik dan, voor het altaar, in mijn net iets te smalle jacquet. Hoe ben ik hier beland? Ze is de vrouw van m'n dromen en de liefde van m'n leven, maar trouwen is iets wat ik van jongs af aan al heb verafschuwd. De gedachte dat ik enkel en alleen nog maar seks zal hebben met dezelfde vrouw benauwt me. Ik houd zielsveel van haar, maar ik wil in m'n leven nog veel betekenisloze seks met willekeurige vrouwen ervaren, die ik vervolgens de volgende ochtend ontbijtloos weer de deur uit schop. Het klinkt misschien oppervlakkig, maar met regelmaat de boevenpaden des levens betreden doet mij beseffen dat ik leef.
Ondanks dat zij het enige meisje is waar ik ooit verliefd op ben geweest, wilde ik geen relatie. Ik ben in mijn leven geregeld beschuldigd van bindingsangst, maar zelf spreek ik liever van een bovengemiddelde behoefte aan vrijheid. Loïs was echter volhardend en wilde er per se een label op plakken. Persoonlijk houd ik niet zo van labels, behalve dan van de exclusievere labels van Johnny Walker, maar dat terzijde. De relatie voelde af en toe benauwd aan, maar we waren gelukkig. Het was dan ook geen verrassing, toen zij na een jaar begon over trouwen. Na lang aarzelen en na een sterk staaltje doortastendheid van haar kant, zei ik ‘ja’ op haar mierzoete aanzoek tijdens een weekendje op Texel. En zo geschiedde. ‘‘
‘‘Spannend he?’’ Vraagt Loïs.
‘‘Zeker’’ antwoord ik.
‘‘Ik houd van je’’ zegt ze zachtjes.
‘‘Ik ook van jou’’ fluister ik terug.
Ik kijk achter mij. Aan de linkerzijde zitten mijn familie en vrienden, aan de rechterkant die van haar. Alleen al in deze ruimte bevinden zich zeker tien vrouwen met wie ik het bed nog wel eens zou willen delen. Mijn persoonlijke favoriet is Mieke, het jongere nichtje van Loïs, wiens borsten zo groot zijn dat het me zou verbazen als ze niet met ernstige rugklachten kampt. Ik werp een blik op Loïs. Haar glimlach strekt zich uit van oor tot oor, terwijl de priester voor de zekerheid controleert of ze nog steeds achter haar besluit staat.
‘‘Ja, ik wil’’ antwoordt ze.
Als de priester vervolgens dezelfde vraag aan mij stelt, krijg ik het doodsbenauwd. Ik draai mij om en zie een volle kerk, gevuld met afwachtende blikken.
‘‘Gaat het?’’ vraagt Loïs.
‘‘Ja, niks, het gaat goed. Sorry wat zei u?’’ vraag ik aan de priester.
De priester kijkt mij verbaasd aan, waarna hij zijn vraag herhaalt: ‘‘Verklaart u Loïs van Velzen aan te nemen tot uw wettige echtgenoot en belooft u getrouw alle plichten te zullen vervullen, die door de Wet aan de huwelijkse staat worden verbonden? Wat is daarop uw antwoord?’’
‘‘Kan ik daar zo op terugkomen, priester?’’
Loïs kijkt mij vol verbazing aan. ‘‘Schat, wat is er? Wat doe je raar.’’
‘‘Niks, laat mij maar even’’ antwoord ik.
Mijn nervositeit bereikt z’n climax, als ik besluit dat ik hier weg moet. Ik ren met een bloedvaart door de openstaande poortdeuren de kerk uit naar buiten, richting de nabijgelegen bushalte. Daar neem ik plaats op het bankje. M’n neef Peter komt mij achterna.
‘‘Mark, wat bezielt je?’’
‘‘Ik kan het niet. Ik kan het gewoon niet’’ antwoord ik. ‘‘Ik ga naar huis.’’
‘‘Met de bus? Je zit in Drenthe gast, weet je hoe vaak dat overstappen is?’’
Ik steek een sigaret op en staar voor me uit.
‘‘Ik snap hoe je je voelt. Dit gevoel heb ik ook ervaren op mijn trouwdag. En kijk hoe gelukkig ik nu ben. Maak je geen zorgen.’’ zegt Peter.
Hij heeft gelijk. Misschien moet ik mij niet zo aanstellen en ervaart elke man dit gevoel vlak voor ie gaat trouwen. Misschien is eeuwige trouw juist iets moois en beschouw ik het huwelijk onterecht als een gevangenis. Ik besluit om weer terug te gaan en loop met Peter de kerk in, waar Loïs nog altijd voor het altaar staat. Overal om mij hoor ik de gasten roezemoezen.
‘‘Het spijt me schat, ik houd van je. Ik weet niet wat mij bezielde, want als ik naar je kijk, besef ik dat niemand je kan overtreffen. Je donkergroene ogen, je lieve glimlach en je mooie rode krullen, doen mij beseffen dat ik meer heb gekregen in het leven dan ik eigenlijk verdien. Want ik verdien jou niet. En wat ik jou zojuist heb aangedaan, verdien jij niet. Ik vind het eng, trouwen benauwt me, maar ik kan me niet voorstellen dat ik ooit met iemand anders gelukkiger zal zijn dan met jou. En dat je het laatste jaar iets bent aangekomen, doet daar helemaal niets aan af. Ja ik wil!’’
Loïs begint te huilen, met uitlopende mascara als gevolg. Haar broer, met wie ik sowieso al niet door één deur kan, staat op van z’n plek en loopt met een boze blik mijn kant op. Uit het niets geeft hij mij met zijn rechtervuist een klap op mijn linkeroog.
‘‘Au, godverdomme!’’ schreeuw ik het uit. De priester, die godslastering blijkbaar als een zwaarder delict beschouwt dan zinloos geweld, kijkt mij verontwaardigd aan.
‘‘Ja, wat?’’ reageer ik. Trouwen, de mooiste dag van je leven, ammehoela.
Die dag erna word ik wakker in m’n eigen bed, met een bos krullen in m’n gezicht. Niet veel later bedrijven we de ochtendliefde, vanuit een zijwaartse positie, aangezien ik haar niet wil confronteren met mijn adem die niet al te fris is na alle whisky en sigaretten van gisteravond. Vlak voordat mijn door drank veroorzaakte hoofdpijn z’n hoogtepunt bereikt, kom ook ik tot een climax. Vrijwel direct daarna begint zij zich aan te kleden.
‘‘Ik vond het gezellig met je Mieke’’ zeg ik.
‘‘Ik heet Maaike’’ antwoordt ze.
‘‘Sorry, ik ben slecht in namen.’’
‘‘Geeft niets. Ik vond het ook gezellig met jou.’’
‘‘Ik zou je graag een ontbijtje willen aanbieden, maar ik heb helaas niks in huis’’ zeg ik verontschuldigend.
‘‘Geen probleem, ik heb toch nog geen honger.’’ antwoordt ze lief.
Vlak nadat ze mijn appartement heeft verlaten, loop ik richting de keuken om een uitsmijter te bereiden, met extra veel kaas en bacon. Ik bekijk m’n blauwe oog in de spiegel; dat was een flinke klap. Zodra m’n ontbijt klaar is, plof ik neer op de bank en begin ik gulzig te eten. Ik heb mij in jaren niet zo gelukkig gevoeld als vandaag.
Vorige
Vorige
Volgende
Volgende